Scouting Tekakwitha

< terug

Opgericht


Op 28-10-1936 als Troep V, zeeverkenners.


Bijzonderheden


Inter Parochieel.


Locatie


Kelder Oude Gracht 21
Werfkelder Nieuwe Gracht
Wachtschip Hr.Ms. M 863 Marken II bij Sluis Oog in Al, tegenover de Munt in de dode sluisarm.
1963 De Punt bij de Noordersluis, Jutphaas.
1967 Op de zuidelijke plas van de Liesbosch.
1975 Werf aan de Jutphaseweg.
2014 Nieuw werfgebouw Jutphaseweg 212 a


Das


Blauw met wit fluitkoord.


Einde


Groep is actief.


Meer informatie

Groep in 1950, aan de Oude Gracht 21. Foto uit “De Oud Utrechter” 2013.


De naam “Tekakwitha” komt van Saint Kateri Tekakwitha die leefde van 1656-17 april 1680 ten zuiden van Montreal, Canada, een rooms katholieke heilige, beter bekend als Lily of the Mohawks, Zij was bekend om haar deugd van kuisheid. Zaligverklaard in 1960 en heiligverklaard op 21 oktober 2012.
De Tekakwitha groep is op 28 oktober 1936 opgericht als Troep V en is daarmee de oudste zeeverkennersgroep van Utrecht.
De groep begon klein met een werfkelder aan de gracht en een houten roeiboot, een zogenaamde pieremachochel.

Tijdens de oorlog werden verenigingen verboden door de bezetter, maar na de oorlog werd de draad weer opgepakt.

In 1946 heet de stam Gerard van Ravestein.
In 1956 werden de eerste lelievletten aangeschaft, dit waren de nummers 4, 5 en 6 de “vier” vaart in 2018 nog steeds.
Op 7 november 1957 krijgt de groep een eigen mijnenveger van de Marine. Het wachtschip “De Marken” komt te liggen bij de sluizen bij park Oog in Al.

De groep was eens heel groot er waren twee troepen, de Tekakwitha I en de Tekakwitha II.
De opkomsten werden gedraaid op een oude houten mijnenveger “de Marken”, die bij de Muntsluis een ligplaats had.

Na een omzwerving bij de Noordersluis is de Tekakwitha groep sinds 1975 gevestigd op het werfterrein aan de Jutfaseweg, eerst werd er nog de oude brugwachterswoning “gekraakt”, later werd er een noodgebouw geplaatst afkomstig van het werkeiland van de deltawerken “Neeltje Jans”, dat tot 2014 heeft dienstgedaan.
In 2014 is er na vele jaren voorbereiding een nieuw werfgebouw geplaatst op het werfterrein. Dit gebouw heeft de groep een nieuwe impuls gegeven en we zijn er ook erg trots op.

In 1958 geeft de groep een grote Show in Tivoli.
In de jaren 60 was op Sint Jorisdag 23 april een vlaggenparade bij het Servaasbolwerk en stond de groep op 4 mei bij de dodenherdenking op het Domplein opgesteld.

In 1963 was het zomerkamp in de Biesbosch in het Gat van Van Kampen (bij Drimmelen aan de Amer.) Toen er nog eb en vloed was en er op spierkracht werd vertrouwd! Een eigen sleepboot, zoals bijna elke groep nu heeft hadden we niet. De tocht ging jagend (lopend op de oever met een jaaglijn om de mast de boot voortrekken) naar Wijk bij Duurstede via het Amsterdam-Rijnkanaal. Dit wegens het gebrek aan voldoende wind. Na de Lek te hebben overgestoken werd op dezelfde manier naar Tiel gejaagd. Van daar werd er met stroom mee op de Waal naar St Andries gezeild. Via de sluis bij dit dorpje werd erdoor gezeild en geroeid over de Maas, de Bergsche Maas en de Amer, ook in het donker! Ter hoogte van Drimmelen gingen we de Biesbosch in en werden de spullen over de dijk in het weiland gedragen tussen de grazende koeien in. De tenten werden opgezet en iedereen dook z´n slaapzak in! Qua natuur was het een schitterende ervaring. Met de terugweg naar Jutphaas werd gewacht op opkomend tij, dat tot diep in het rivierengebied van invloed was op de stroming. Op de Amer, Bergsche Maas en Maas ging dat redelijk makkelijk, maar vanaf St Andries de Waal op was erg lastig. Zeil bij en om de kribben heen op volle kracht mee roeien tegen de stroom in, zorgde ervoor dat we uiteindelijk weer bij Tiel terecht kwamen. Met een gunstige wind was zeilen naar Jutphaas goed te doen. Natuurlijk kwamen we laat terug, maar wel voldaan.

Het zomerkamp van 1964 was een trektocht, Lek, IJssel, Randmeren en Vecht terug naar huis. In 1965 en 1966 was het zomerkamp op De Wijde Blik, bij Kortenhoef 1 en 2.

Andere tochten waren de jaarlijkse Paastrip, Utrecht, Wijk bij Duurstede, slapen in Culemborg en via Vreeswijk weer terug.
In het voorjaar was het vaak echt koud. Maar toch zeilden, roeiden of jaagden we naar Wijk bij Duurstede op de zaterdag en zeilden we daarna op de Lek naar Culemborg. Daar in de haven was ook het scoutinggebouw van Culemborgse zeeverkenners. Daar sliepen we in onze tenten en gingen op zondag naar de kerk in dit stadje. Daarna zeilden we naar Vreeswijk en werd er geschut in de Beatrixsluis. Omdat we sluis omhoog openging, kregen we altijd een douche als we eruit roeiden. Afhankelijk van de wind werd er teruggejaagd of gezeild naar Noordersluis op de Punt van Jutphaas. Ik kan me herinneren dat we een keer wakker werden met sneeuw buiten de tent.

Op 8 februari 1964 is de Wilde Vaart afd. 54 opgericht.

Tekakwitha I : 4 Nereus, 5, 6, en 28
Tekakwitha II: 34 (Stormvogel), 35 (Meeuwen), 36 (Otters) en 38 (Bevers)
De Wilde Vaart had de Koh-I-Noor, deze boot had als bijzonderheid dat het een kluiver (2e fok) kon bijzetten. Er is slechts sporadisch mee gezeild.
In 2018 heeft de groep nog de boten: 4 Neureus,1033 Apollo,1334 Charon en1391 Poseidon en de sleepboot Katari.

Het wachtschip van Tekakwitha heette de “Marken II” en voer onder de nummers FY-54, MMS 54, MV 7 en na oktober 1950 als M 863. Het was een 105 voet mijnenveger die gebouwd was bij Herald & McKenzie in Buckie, in Engeland en diende vanaf 23 augustus 1944 tot midden 1957 bij de Nederlandse Marine en is daarna geschonken aan de Tekakwita zeeverkenners in Utrecht die het op 7 november 1957 in gebruik nam. Ook zeekadetten en andere zeeverkennersgroepen kwamen zo aan hun wachtschepen.

Het schip kwam naar Utrecht toen het was ontdaan van de bewapening en het veegtuig. De boot lag aan de noordkant van de sluiskom aan de Kanaalweg schuin tegenover de Munt in Utrecht.
De welpen van Tekakwitha draaiden op de mijnenveger hun zaterdagbijeenkomsten. Een of twee keer per jaar gingen ze mee op de Lelievletten om te roeien. Ook de Wilde Vaart had haar domein daar.
De zeeverkenners kwamen er af en toe roeiend naar toe. Dan werd er geklust aan de boot, teren en verven werd vaak afgewisseld met zwemmen bij het schip.
De boot werd boven bewoond door een stuurman van Tekakwitha, die het bewaakte en huur betaalde.

De M 863 Marken II in de zijarm van de Muntsluis van het Merwedekanaal aan de Kanaalweg, wachtschip van de Tekakwitha zeeverkenners.

Aan de voorkant van de bovenbouw was een grote deur gemaakt, met daarachter een brede trap die naar beneden leidde. Alles wat er vroeger had gezeten aan compartimenten was eruit gehaald, zodat er een grote ruimte was ontstaan. Aan de wanden hingen foto´s uit het verleden, zowel van de mijnenveger als van Tekakwitha. De ruimte werd vaak verhuurd voor feestjes. “Moez Moez and the Apples” was de huisband.

In 1977 kocht Harry Smit het schip. Hij bouwde het om en bracht het schip in 1981 in de vaart onder de naam Elisabeth Smit, vernoemd naar zijn dochter.
De driemaster barkentijn “Elisabeth Smit” is als charterschip onderdeel geweest van de Stichting het Varend Museumschip te Muiden.

Tijdens een storm in oktober 2002 liep het schip op haar ligplaats aan de kade in Muiden, zware averij op. Het schip ligt nog steeds in deplorabele toestand in Muiden.

De informatie over deze groep is mede afkomstig van René van Haarlem.

undefined
De M 863 Marken II in de zijarm van de Muntsluis van het Merwedekanaal aan de Kanaalweg, wachtschip van de Tekakwitha zeeverkenners.

Het wachtschip van Tekakwitha heette de ‘Marken II’ en voer onder de nummers FY-54, MMS 54, MV 7 en na oktober 1950 als M 863.
Het was een 105 voet mijnenveger die gebouwd was bij Herald & McKenzie in Buckie, in Engeland en diende vanaf 23 augustus 1944 tot midden 1957 bij de Nederlandse Marine.
Het schip is daarna geschonken aan de Tekakwitha zeeverkenners in Utrecht die het op 7 november 1957 in gebruik nam.

Ook zeekadetten en andere zeeverkennersgroepen kwamen zo aan hun wachtschepen.

Het schip kwam naar Utrecht toen het was ontdaan van de bewapening en het veegtuig.
De boot lag aan de noordkant van de sluiskom aan de Kanaalweg schuin tegenover de Munt in Utrecht.

De welpen van Tekakwitha draaiden op de mijnenveger hun wekelijkse bijeenkomst op zaterdag. Een of twee keer per jaar gingen ze mee op de Lelievletten om te roeien.
De zeeverkenners kwamen er af en toe roeiend naar toe. Dan werd er geklust aan de boot, teren en verven werd vaak afgewisseld met zwemmen bij het schip.
Ook de Wilde Vaart had haar domein op het schip.

De boot werd boven bewoond door een stuurman van Tekakwitha, die het bewaakte en huur betaalde.
Aan de voorkant van de bovenbouw was een grote deur gemaakt, met daarachter een brede trap die naar beneden leidde. Alles wat er vroeger had gezeten aan compartimenten was eruit gehaald, zodat er een grote ruimte was ontstaan. Aan de wanden hingen foto´s uit het verleden, zowel van de mijnenveger als van Tekakwitha.
De ruimte werd vaak verhuurd voor feestjes. ‘Moez Moez and the Apples’ was de huisband.

In 1977 kocht ondernemer Harry Smit het schip. Hij bouwde het schip om en bracht het schip in 1981 in de vaart onder de naam Elisabeth Smit, vernoemd naar zijn dochter.
De driemaster Barkentijn ‘Elisabeth Smit’ is als charterschip een succesvol onderdeel van de Stichting het Varend Museumschip te Muiden.

Tijdens een storm in oktober 2002 kreeg het schip zware averij op haar ligplaats aan de kade in Muiden .
Het schip ligt nog steeds in deplorabele toestand in Muiden.
De gemeente Muiden wil in 2020 het wrak laten opruimen.